Grote en kleine gebeurtenissen in Nuth

 

 

                           Klik op een foto voor een groter formaat met tekst

Tussen circa 1730 en 1775 werden de landen van Overmaze,
en aangrenzende gebieden ( ruwweg het huidige Nederlands Limburg)
geteisterd door plunderingen van kerken, pastorieën en boerenhoeven.
Deze, meestal nachtelijke plunderingen, gingen vaak gepaard met mishandelingen.
In drie fasen werden via massaprocessen na folteringen ongeveer 600 mensen veroordeeld,
en meer dan de helft hiervan ter dood gebracht
Ook Nuth ontkwam hier niet aan.

De Brakkender Gats in Hellebroek heette in de 18e eeuw de Menstraat.
Zij voerde over de Bracken naar het gehucht Schuren, via een brug over de Geleenbeek.
Links in het Gatsken stonden twee eenvoudige huisjes tegen elkaar.
In het eerste huis Steven Drummen, Steven is een arme boerenknecht en wordt later Bracken Steven genoemd.

Steven is eigenlijk schoenlapper van beroep, maar heeft maar weinig klanten in de afgelegen buurt.
Hij werkt daarom als overknecht op de grote boerderij van peter Horstmans.
Hier komt hij in kontakt met de latere bokkenrijders Christiaen Reumkens en Joannes Crans uit Hoensbroek. 
Ook zijn buurman Arnold Coenen is een arme dagloner. Nol is niet getrouwd en wordt in de wandel “Frenskens Nol “ genoemd. 

 

 

 

In 1735 plunderen 25 dieven de kerk van Nuth.
De bende bestaat voornamelijk uit de vilderfamilie van Mathijs Ponts van de Akerstraat in Hoensbroek,
versterkt met ene Joannes Heijligers uit Nuth, ook de vrouwen doen mee, vermomd in manskleren.

De buit is groot en Brakken Steven en Frenskens Nol sluiten zich bij de bende aan.
Hun huis in de afgelegen Menstraat is een ideaal verzamelpunt voor de rovers. 

n 1736 doen ze mee bij de overval op de kerken van Amstenrade en Brunssum.
Ook de wever Willem Vaessen uit Hellebroek en de haemmaker Bavo Hausteder uit Tervoorst zijn er bij.

In 1738 zijn de Nuther bokkenrijders medeplichtig aan de overval op de kapelanie van Hoensbroek,
samen met het schuim van Schinnen olv. Geerlingh Daniels

Dan wordt er boter en spek gestolen bij boer Mathijs Hautvast in Grijzegrubben
en de buit wordt verdeeld bij Bavo de Haemmaecker aan de Putweg.
In 1741 wordt vlees gestolen bij buurman Peter Corten in de Menstraat.
Ook bij de overval op 18 juli op de hoeve van Essers ,
ontbreken de drie uit Nuth niet. 

 

 

In 1743 beginnen de schepenbanken eindelijk strenger op te treden. 
Op 10 april wordt de afdoener Mathijs Ponts gearresteerd, 
bekent op de pijnbank meer dan 20 diefstallen en noemt zijn complicen. 

Steven Drummen en Nol Coenen gaan in Nuth bij kerk en kerkhof wonen,
vanwege het asylrecht mocht men ze daar niet arresteren

 

 

Op 8 oktober worden de Catsbergs van Schinnen,
en de Meelsen van Merkelbeek gearresteerd. 

En negen dagen later zitten Nol Coenen en Steven Drummen,
gevangen op kasteel Reymersbeek

Ook Anton Winckens, gedetineerd op kasteel Terborch,
verraadt na marteling de namen van 20 vagebonden.
Op de heide bij Treebeek worden op 12 november 6 bendeleden uit Hoensbroek terechtgesteld,
en een week later de Meelsen uit Merkelbeek.
Op de Danikerberg worden een maand daarna de vijf rovers uit Schinnen opgehangen. 

De schrik zit er zodanig in en beide Nuthers,

weten wat hun te wachten staat. 
Op 23 november wordt Brakken Stevenweer uit de kelder gevangenis gehaald,
om voor de Schepenbank te verschijnen.


Hij ziet er bleek uit en zijn vuile kiel en korte broek passen niet meer.
Bij het zien van de duimschroeven heeft hij alles bekend

 

 

Christiaen Reumkens wordt gevangen gezet op kasteel Hoensbroek, maar ontsnapt een maand later. 

 
Zijn cel wordt dezelfde dag ingenomen door Lens Knooren uit Vaesrade.

Streng maar met kompassie zien de schepenen in hun deftige kleren op hen neer: 
Goris Gorissen, Mathijs Hautvast en Hubert Coenen, de elite van Nuth. 

Voor de gevangenen breekt een vreselijke winter aan en ook de lente is zonder hoop.
Steven maakt zich zorgen over zijn gezin; hij heeft toch alles voor hén gedaan.

Ook Houb Palmen uit Vaesrade, “den langen Houb”, zit vast in Kasteel Hoensbroek,
en zijn vrouw Gertruid Krans probeert hem vrij te krijgen.

Na Pasen gaat ze naar Reymersbeek om zogenaamd een varken te kopen. 
Door het kettinggat kan ze met Steven spreken: 

“Waarom hebt ge mijn Houb vals beschuldigd?” Stevn antwoordt:
“Ze hebben me geld voor toeback gegeven, maar Houb is een eerlijck man. 
Ick hebbe daer eenen last van, als den Felster berg op migh lag.”. 

Houb Palmen is later vrijgesproken 
Maar voor Nol Coenen en Steven Drummen wordt op 12 juni 1744 het doodvonnis geveld.
Frenskens Nol, 43 jaar, sterft dezelfde dag in zijn cel,
maar zijn lijk wordt naar de galg bij Kathagen gesleept en daar begraven. 

Op 16 juni trekt heel Nuth naar het galgenveld.
Voorop schout Corneli met de rode, doornen justitieroede,omringd door de schepenen. 
De schutterij beschermt de kar van de veroordeelde tegen de nieuwsgierige massa.
Aangekomen bij de galg zijn zelfs de kinderen doodstil. 


Pastoor Wolters spreekt het laatste woord, maar Brakken Steven hoort het niet.
Hij ziet alleen zijn vrouw en kinderen.

De beul wurgt hem aan een paal en verbrandt zijn lijk op de brandstapel.

Als de zwarte wolken rood worden van de ondergaande zon,
keren de Nuthers weer naar huis en haard.

Zij hebben een medeburger terechtgesteld en hun bezit is weer veilig. 

 

 

 

De huizen aan de Menstraat worden de zondag erop, na de mis verkocht,

aan Christiaen Nuchelmans uit de Keut en aan Judith Drummen.

 
Want Christiaen staat borg voor de dochter van de Bokkenrijder. 

 

                                      Klik op een foto voor een groter formaat met tekst